MARTIN VAN DEN BOSSCHE, DE BERGLUITENANT VAN EDDY MERCKX
"De lange uit Hingene" is misschien wel de beste helper in de bergen die Merckx ooit had. In de Tour '69 is hij zijn gids in het gebergte. Hij bereidt mee Merckx' monsterontsnapping voor in de rit Mourenx-Ville Nouvelle. Merckx wint die fameuze Pyreneeënrit met bijna 8 minuten voorsprong. Van Den Bossche houdt zijn kopman het langst gezelschap. Tourorganisator Jacques Goddet noemt hem "de bergluitenant van Merckx, de lange en beenderige Van den Bossche". Hij is ook de grootste persoonlijkheid onder Merckx' helpers. Tijdens zijn carrière zit hij er niet mee in tegen de allergrootste in de clinch te gaan. Hij klaagt soms ook over de slippendragersmentaliteit in de ploeg in de trant van: "Als Merckx een trappist bestelde, dan bestelden ze er allemaal één." Zoveel jaren later wil Van den Bossche geen kwaad woord meer zeggen over zijn voormalige kopman. Al geeft hij wel toe dat hij altijd zijn gedacht gezegd heeft: "Als iets zwart was, dan zei ik dat het zwart was en was het wit dan zei ik het ook!"
Martin Van den Bossche komt door een toeval in de wielrennerij terecht: "In '57 rijdt mijn broer Joseph bij de onderbeginnelingen. In september breekt hij bij een val zijn sleutelbeen. Dus was zijn fiets vrij en startte ik bij de onderbeginnelingen. Ik was geregeld bij de vijf eersten. Mijn broer stopte met koersen en ik startte in '58 bij de juniores. Intussen werkte ik in een metaalbedrijf. Toen de Tour in Gent aankwam kregen we een halve dag vakantie. Ikzelf ging koersen in Oudergem bij Aalst. Ik viel over een kat. Mijn arm moest genaaid worden en ik moest 3 weken ziekteverlof nemen.. Mijn werkgever was daar niet over te spreken en zette me het mes op de keel. Ik moest kiezen. Blijven rijden betekende voor mijn werkgever buitenvliegen. Ik liet me ontslaan. Voor mij was dat de enige weg om uit de fabriek te geraken en om een ander leven te beginnen. Dat is de hoofdreden waarom ik renner ben geworden. Ik deed het maar een beetje uit liefde voor de fiets..."
Nu hij uit de fabriek weg is, leeft junior Van den Bossche als een echte prof. '59 is voor hem dan ook een successeizoen: "Ik won dat jaar 22 koersen. Ik werd ook kampioen van België in Helchteren. Mijn grootste concurrenten waren Ludo Janssens en Jos Wouters. Tweede was Roger Cooreman. Als kampioen van België kreeg ik overal 500 of 1000 frank (25 Euro) als startgeld en ik reed 3 tot 4 wedstrijden per week. Ik kwam dus goed rond. In '60 won ik als liefhebber meer dan 10 koersen. Het jaar erna waren het er al 20."
Martin Van den Bossche toont vlug zijn talent voor rondes en voor klimwerk. In '61 verliest hij nipt de Ronde van Oostenrijk. Hij wint er ook een rit en wordt recordhouder voor de snelste beklimming van de Grossglocknerberg. Ferdinand Bracke is vijfde. Ook is Van den Bossche herhaaldelijk uitblinker in Brussel-Luik, de "Luik-Bastenaken-Luik" voor liefhebbers. In '62 is hij derde, in '63 tweede na Ward Sels.
In '63 rijdt Martin Van den Bossche voor de ploeg Solo-Van Steenbergen-Terrot: "Terrot was een Frans fietsenmerk. Rik Van Steenbergen was mijn ploegmaat. Ik keek met ontzag naar hem. Ik herinnerde me nog dat ik in '47 op de radio hoorde dat hij een rit in de Tour had gewonnen. Zoveel jaar later stond ik naast hem in de ploeg. Ik was een beetje bang van hem, maar hij was een toffe mens. Tot augustus was ik onafhankelijke, de toenmalige tussencategorie tussen amateur en prof. Ik reed vooral profkoersen. Ik won nog 4 wedstrijden. Mijn maandloon bedroeg wel maar 1000 frank (25 Euro)."
In '64 en '65 rijdt Van den Bossche voor Wiel's Groene Leeuw. Een ploeg met als sportbestuurder de legendarische Berten De Kimpe. In de ploeg zitten toppers zoals Gilbert de Smet, Benoni Beheyt, Karl-Heinz Kunde, Eddy Pauwels, Michael Wright, Tuur De Cabooter en de nog jonge Frans Verbeeck: "Ik verdiende veel meer, een maandloon van 10.000 frank (250 Euro). Het was eigenlijk vooral een West-Vlaamse ploeg en er zaten nogal wat vriendjes in van De Kimpe. Toch heeft hij met zijn bescheiden ploeg heel wat gedaan, gaande van winst in het WK (Beheyt in '63), in klassiekers (Gilbert De Smet in de Waalse Pijl '64) en ereplaatsen in de Tour (De Smet, Pauwels en Kunde). We werden uitbetaald met bankwissels. Toen ik die ging innen stond het geld niet altijd klaar. Dan moest de bank bellen naar De Kimpe. Hij moest dan soms het geld brengen, maar het kwam altijd in orde."
Bij Wiel's wint Van den Bossche niet alleen gewone kermiswedstrijden. In '64 is hij winnaar van de Schaal Sels voor de toenmalige belofte Ludo Janssens. Van den Bossche toont ook bij de profs zijn klimtalent. '64 is hij vierde in Luik-Bastenaken-Luik na Willy Bocklant, Georges Van Coningsloo en Vittorio Adorni. In '65 is hij zelfs derde na de Italianen Preciozi en Adorni.
In '66 en '67 rijdt Martin Van den Bossche voor Romeo Smiths: "Het was eigenlijk een ploeg van tegen de deur. Hemdenfabriek Romeo was hier in Bornem gevestigd. De sfeer in de ploeg was erg goed. De sponsor nam ons geregeld mee uit eten in de chiqueste restaurants. We hadden ook de twee snelste sprinters ter wereld: Guido Reybrouck en Willy Planckaert die de groene trui won in de Tour '66.. Dat bracht geld in het laatje en ik zat er niet mee in helper te spelen voor hen. In de ploeg zaten ook nog kleppers zoals Georges Van den Berghe, Noël Foré, Frans Brandts en Albert Van Vlierberghe. Ik kon in '66 ook mee naar de Tour en eindigde daar tiende. Ik was in elke bergrit mee met de eerste groep. Ik ben ook geen enkele keer gevallen en heb nooit lek gereden. Ik was vijfde in de zware bergrit naar Chamonix die de Luxemburger Schutz won. Ik zat in die rit over vier cols in de achtervolgende groep met mannen als Anquetil, Tourwinnaar Aimar, Jimenez, Janssen, Bitossi, Van Springel en Huysmans. Met mijn tiende plaats in de Tour kon ik 40 criteriums rijden. Toch maakte die ereplaats niet zoveel indruk. De weelde in het Belgisch wielrennen was toen nog erg groot. Ook was de impact van tv veel kleiner. Ik heb onlangs het slotverslag gezien van die Tour '66: één minuutje bibberbeelden."
Martin Van den Bossche kan goed overweg met "showman" en sportbestuurder Driessens: "Je moest hem natuurlijk kennen. De avond voor ik mijn vijfde plaats haalde in die zware bergrit in de Tour had hij gezegd: "Het is morgen een bergrit met 4 cols. Voor jullie is het rustdag. Je hoeft maar aan te komen in de grote groep." Terwijl er journalisten bij stonden zei hij tegen me na de aankomst: "Waarom heb je niet geluisterd naar mij? Dan had je gewonnen." Terwijl hij de avond voordien andere taal sprak. Hij moest zijn gezicht redden bij de journalisten. Lomme trok zich niets aan van organisatie maar toch was hij een gehaaid sportbestuurder met strategisch doorzicht. Net voor de Kemmel reed ik in Gent-Wevelgem voorop. Ik steek mijn arm op, zogenaamd om hulp te krijgen van mijn sportbestuurder. Ik had niets aan de hand maar ik wou dat Driessens dicht bij me zou zijn als ik toch lek zou rijden. Hij had mijn maneuver direct door en hij stormde met zijn volwagen naar voren. Hij had dikwijls ook de juiste menselijke aanpak. In de Tour '66 stonden we in Doornik klaar om de ploegentijdrit te rijden. Het was toen erg warm en we vragen cola aan een garçon. Hij komt af met een dienblad met 10 flesjes. Plots stapt Driessens op ons af. Al mijn ploegmaats gingen lopen maar ik bleef staan en dronk mijn flesje leeg. Ik kreeg wel een forse sigaar van Lomme. Uiteindelijk winnen we die ploegentijdrit. Driessens zei achteraf: "Je hebt goed gereden met die cola." Ik vond dat eigenlijk wel sympathiek."
Driessens en Van den Bossche hebben "link" zijn gemeen met elkaar. Dat geeft hij in '71 volmondig toe in Humo: "Om in de koers te rijden kan je niet link genoeg zijn. Het zijn allemaal beroepsrenners onder elkaar, en wat je laat liggen, pakt een ander. Zo zijn ze. De linke en lepe streken heb ik geleerd van Lomme Driessens.Wel heb ik jarenlang een achterstand gehad in leepheid. Als jonge beroepsrenner wist ik van toeten noch blazen."
In de Tour '67 is Van den Bossche maar negenenvijftigste. Oorzaak is een zware valpartij: "Ik had me dat jaar helemaal toegelegd op de Ronde van Frankrijk. Die Tour werd weer met landenploegen gereden. François Cools van Mann en Driessens waren onze sportbestuurders. In de vierde rit Roubaix-Jambes ben ik zwaar gevallen. Ik had een open hoofdwonde. Het bloed spoot eruit. Tourdokter Dumas heeft de wonde genaaid. De eerste 5 minuten na mijn val zag ik niets meer en lag ik er helemaal uitgeteld bij. Ik hoorde Cools tegen Driessens zeggen: "Kom we rijden door. Hij is toch dood." Driessens antwoordde: "Hij ademt nog." Ik stond uiteindelijk recht en ik hing aan de ploegauto om mijn achterstand goed te maken. Ik was beter blijven liggen. Ik had een zware hersenschudding en ook een barst in een dijbeen. Ik moest 's ochtends een half uur vroeger opstaan om mijn wonden te laten verzorgen. We hadden ook geen Belgische ploegdokter om onmiddellijk de juiste diagnose te stellen. De eerste 5 dagen na de val was ik telkens de laatste man van het peloton. Onderweg had ik barstende hoofdpijn en moest ik braken. Ik raakte dan toch nog de bergen over, maar in Parijs was ik totaal uitgeput. Na de ronde heb ik 3 weken niet gereden want ik moest in het gips voor mijn gebarsten dijbeen. Ik heb toen geen criteriums kunnen rijden. Ik zat gewoon thuis."
Op het einde van het seizoen raakt Van den Bossche er weer bovenop. In een wedstrijd rijdt hij zo goed dat hij indruk maakt op Merckx: "Het was al eind september toen ik aan de start verscheen in Templeuve. Merckx was ontsnapt samen met een tiental renners. Ik rij er alleen naar toe. 50 seconden achterstand had ik in geen tijd goed gemaakt. Merckx won. Ik was uiteindelijk nog derde of vierde. Die prestatie moet indruk gemaakt hebben op Merckx. Volgens mij was dat de reden waarom hij me kort daarop gevraagd heeft om bij hem te rijden bij FAEMA. Ik moest niet lang nadenken. Ik had Merckx vanaf '65 zien opduiken in de pelotons. Ik zag dat hij er ieder jaar fors op vooruitging. Hij werd alsmaar sterker. Merckx was kalm, correct en had klasse. Hij was nog wel jong. Hij moest nog 23 worden, maar hij had al veel gezag. Hij was ook uitstekend omringd. Zijn manager Jean Van Buggenhout was erg invloedrijk en dat kon je ook zeggen van Vincenzo Giacotto de manager van de FAEMA-ploeg. Giacotte is in '70 overleden aan keelkanker. Hij was een kettingroker. Hij rookte per dag 9 tot 10 pakjes."
De FAEMA-ploeg van Merckx is in'68 in naam nog altijd een Italiaanse ploeg. De meerderheid van de renners zijn Italianen gegroepeerd rond de Italiaanse vedette Vittorio Adorni: "Van de Belgen was ik de laatste om mijn contract te ondertekenen.Ik was administratief de Belg die te veel was in de ploeg. Omdat FAEMA uit een meerderheid Italianen moest bestaan, konden ze mij niet officieel inschrijven. Ze beloofden dat administratief op te lossen door Robert Lelangue als pisterenner in te schrijven en dus niet als wegrenner. Pas dan zou de verhouding Italianen-Belgen weer kloppen. Het duurde tot maart tegen dat alles administratief in orde was. Pas dan kon ik met de ploeg deelnemen aan wedstrijden. In de Italiaanse openingskoers Laigueglia stond ik in theorie "als individueel" aan de stort. Op mijn wieleruitrusting was dan ook geen publiciteit van FAEMA te zien. Ik had wel een trui aan met alleen de kleuren van de ploeg (wit met rode driehoek) en ik droeg een volledig zwarte koersbroek. Pas na de Ronde van België kon ik deelnemen aan wedstrijden in ploegverband. Mijn eerste wedstrijd in FAEMA-uitrusting was Parijs-Roubaix '68 die Merckx gewonnen heeft. 's Avonds op tv was er een interview te zien met Merckx die de vraag kreeg of de ploeg niet slecht had gereden. Eddy antwoordde: "Martin Van den Bossche was goed. Hij heeft me 200 kilometer uit de wind gezet."
De meeste Italiaanse FAEMA-renners bieden Merckx maar weinig hulp. Martin Van den Bossche: "De Italiaanse helpers waren erg passief en kozen liever de kant van Vittorio Adorni. Alleen Pietro Scandelli was een toffe jongen. Hij zat dan ook het jaar erna in onze Tourploeg. In '68 reden wij Belgen om alles bijeen te houden en dan demarreerde plots een Italiaanse FAEMA-renner zomaar. We hadden niets aan ze te zeggen en we moesten ons nog kalm houden ook want het ploegpersoneel waren allemaal Italianen op verzorger Gust Naessens na. Met de Italiaanse kopman Adorni was de Ronde van Spanje '68 geen succes.Merckx reed toen niet mee. Felice Gimondi won die ronde. Martin Van den Bossche: "Kopman Adorni en onze Italiaanse sportdirecteur Marino Vigna zaten in de slag met hem. Wij kregen niets. Sommigen zeggen dat ik mee in de slag zat met Gimondi, maar dat klopt helemaal niet. Gelukkig is in '69 serieus gekuist in de FAEMA-ploeg, want met een halve ploeg kan je niet rijden."
Merckx wint de Ronde van Italië '68, meteen zijn eerste grote ronde. Martin Van den Bossche is er zijn meesterhelper: "Op het einde van de eerste rit zei ik: "Eddy, ik ga wegspringen, kom mee." Het peloton reed traag en ik demarreerde. Eddy zat in mijn wiel. Hij stak me voorbij en terwijl ik werd ingelopen door de groep, won hij de rit. In die Giro was ik op mijn best. Onze tegenstanders demarreerden als katten. Ik nam toen maar meteen zelf het initiatief. Ik nam Merckx mee op sleeptouw en we reden ze er één voor één af. Je moet wel goed rijden om dat te doen, want anders maak je jezelf kapot. De rust kwam zo vlug terug in het peloton. Ik was ook een tijd bij Merckx in de befaamde sneeuwrit naar de Tre Cime di Lavaredo. In de eerste kilometers van de berg heb ik volop tempo gemaakt om de groep met Polidori terug te halen. We hebben er veel terug gehaald. Merckx heeft ze uiteindelijk allemaal voorbijgestoken. Het sneeuwde al hard, maar eigenlijk waren we een beetje voor de sneeuwstorm. Wie na ons kwam moest door wel 20 cm sneeuw. De sneeuw vroor vast aan de onze "pion" (kettingwiel). De mecaniciens hadden "sprites" bij om op de vastgevroren sneeuw te spuiten zodat die smolt."
"Merckx bleef in heel die ronde kalm. Hij straalde klasse uit. In september '68 in de Ronde van Catalonië heeft Merckx het meesterschap als tijdrijder overgenomen van Gimondi. In de Giro verloor Merckx nog bijna 40 seconden op Gimondi in de tijdrit van zo'n 45 km. In de Ronde van Catalonië was het net omgekeerd. In een even lange tijdrit had Merckx nu bijna 40 seconden voorsprong op Gimondi. In die Ronde van Catalonië was de concurrentie tussen FAEMA en Salvarani, de ploeg van Gimondi, erg groot. We zouden elkaar doodgeslagen hebben. Zij demarreerden heel de tijd, maar wij wonnen!"
Martin Van den Bossche neemt in '68 ook deel aan het wereldkampioenschap in Imola. FAEMA-renner Vittorio Adorni haalt de regenboogtrui: "Het was een ramp voor de Belgische ploeg. Die was verdeeld in het kamp Merckx en het kamp Van Looy. Er was een slechte sfeer. Merckx leek onzeker voor het vertrek. Van Looy was meegesprongen met Adorni, maar uiteindelijk moest hij lossen. Adorni won met bijna 10 minuten voorsprong. Giacotto heeft ooit gezegd dat Merckx niet achter Adorni gereden heeft omdat hij hem geholpen had in de Giro. Ik heb op een bepaald moment geprobeerd de koers op gang te brengen, maar Merckx ging er niet op in.
"Vanaf '69 is Guillaume Driessens sportbestuurder bij FAEMA. Martin Van den Bosshe: "In '68 was Driessens kwaad omdat ik naar Merckx' ploeg was vertrokken. Ook Guido Reybrouck had hij toen aan Merckx verloren. In elk geval was de komst van Driessens naar FAEMA een goede zaak. Merckx' manager Van Buggenhout had dat geregeld. Merckx had zo een vakman binnengehaald met koersdoorzicht. Het gaf niet dat Driessens geen goed organisator was. Ploegmanager Giacotto was dat wel!"

Van den Bossche zit in de Giro '69 op de eerste rij als Merckx in Savona positief is in een dopingcontrole: "Ik sliep bij Eddy tijdens die ronde. We hadden een grote kamer aan de achterkant van het hotel. Net voor de start van de rit lagen we nog wat op bed zonder koerstrui want het was al warm die ochtend. Een mevrouw van het hotel was al een paar keer langs gekomen voor handtekeningen. Ik zei aan Eddy: "Als ze nog eens terugkomt geef ik ze een "patat" met mijn kussen." Plots wordt er weer geklopt. Het was ploegmanager Giacotto. Hij kreeg het kussen op zijn hoofd, maar hij kon er mee lachen. Giacotto meldde Eddy dat hij uit de koers was gezet voor een positieve dopingcontrole. Giacotto was dat maar een half uur voor de koers te weten gekomen. Wat kon je dan nog doen? Eddy begon te huilen en te snikken. Giacotto praatte daarna stilletjes met hem. Ik vond het zo genant dat ik de kamer een tijdje verlaten heb. Op de gang van het hotel stond na een tijdje 150 man. Niet alleen journalisten maar ook toeristen. Iedereen kon er binnen. Het was een enorme chaos en het geroezemoes zwol maar aan. Eddy heeft dan nog al huilend interviews gegeven. Hij was een gebroken man..."
Ook Van den Bossche gaat ervan uit dat Merckx niets genomen had: "Merckx moest niets weten van doping. Ik zat bij hem op de kamer en ik heb daar alleszins nooit wat van gezien. Misschien was het een wraakneming van Giro-organisator Vicente Torriani. FAEMA-ploegmanager Giacotto en Torriani waren water en vuur en misschien was Merckx daarvan het slachtoffer. In één van de Giro-ritten die Merckx won, viel achter hem een toeschouwerstribune ineen met een aantal doden als gevolg. Giacotto had daar meteen commentaar op en wees met een beschuldigende vinger naar Torriani als verantwoordelijk organisator. Giacotto kon dat echt oppeppen, wellicht om zich interessant te maken. Giro-organisator Torriani was daarvoor enorm boos."
Van den Bossche heeft ook veel vragen bij de manier waarop in Italië aan dopingcontrole werd gedaan: "Ik was tweede in de Coppa Agostini van '68. We lieten Claudio Michelotto winnen omdat die ons geholpen had in de Giro. FAEMA-manager Giacotto komt aan de aankomt naar me toe en zegt: "Je bent tweede. Je moet naar de dopingcontrole." Ik antwoord: "En dan? Ik ga wateren terwijl jij erop toekijkt!" In de zaal van de dopingcontrole zat 20 tot 25 man, want iedereen liep daar binnen en buiten. Giacotto nam het woord en vroeg wie de dokter was. Hij liet ook 20 man buiten zetten. Nadat ik gewaterd had moest ik tekenen en weggaan. Ik mocht er niet bij zijn bij het verzegelen van de buisjes. Als je wegging konden ze doen met u wat ze wilden. 9 kansen op de 10 is daar iets gebeurd. FAEMA-baas Valente was een clevere mens. Hij moet ook met dat soort zaken rekening gehouden hebben want hij gooide Merckx niet buiten. Ernesto Valente was iemand die zelf nog gewerkt had. Hij was een paar vingerkootjes kwijt. Hij stond ook voor zijn zaak. Aan de deur van een bar keek hij altijd eerst of er een FAEMA-expressomachine stond. Indien niet, dan ging hij er niet binnen!"
Martin Van den Bossche is er in juni '69 meteen van overtuigd dat Merckx toch de Tour kan rijden, zelfs al heeft hij na de positieve dopingcontrole een schorsing opgelopen: "Direct was er sprake van om de schorsing in te korten zodat Merckx kon deelnemen aan de Ronde van Frankrijk. Merckx moest mee rijden, want ze hadden hem nodig om de Tour interessant te maken. Heel de generatie Anquetil was aan het verdwijnen. De Tour had nieuw bloed nodig. Merckx' schorsing werd dan ook met een week ingekort. Voor de ronde heeft hij nog één wedstrijd gereden in Caen in Bretagne. Hij was tweede. Merckx was dus klaar voor de ronde."
Van den Bossche is nog altijd trots op zijn prestatie en op die van de FAEMA-ploeg in de Tour '69: "Na Savona waren we erg voorzichtig met wat we dronken. Zo was Eddy zo wantrouwig dat hij pas spuitwater van een fles wou drinken als hij die zelf had opengedaan. Sommige kranten schreven ook dat de ploeg zwak was, maar onze ploeg bestond zonder onderscheid uit erg goede renners die bovendien uitstekend overeenkwamen. We waren eerste in de ploegentijdrit en wonnen de gele petjes van het ploegenklassement. In de meeste bergritten effende ik het pad voor Eddy en bleef het langst bij hem. Dat gebeurde ook in de fameuze Pyreneeënrit naar Mourenx-Ville Nouvelle die Merckx met bijna 8 minuten voorsprong won. Tijdens heel de beklimming van de Tourmalet reed ik aan de leiding. Ik hoorde Franse renners zoals Poulidor tegen elkaar zeggen "Ik kom eerste boven op de Tourmalet". Maar daar kregen ze de kans niet toe. Ik reed volop tempo en ik gaf geregeld een trapje bij. Eén voor één gingen ze eraf. Ik en Merckx waren de enigen die overbleven toen we top van de Tourmalet bereikten. Ik wou graag als eerste over de top rijden maar Merckx gunde mij dat niet. Bij de top van de Tourmalet ging hij ervandoor en was me 5 seconden voor aan het spandoek op de berg. 's Avonds ging ik op de kamer bij Merckx en liet er mijn ongenoegen blijken. Ik zei letterlijk: "Een klein renner had een groot gebaar verwacht van een groot renner." Hij kon er niet mee lachen."
Na de Tourmalet moet Merckx nog over de Aubisque. Daar heeft hij al 7 minuten voor op zijn achtervolgers. Bij de aankomst te Mourenx zijn het net geen 8 minuten. Martin Van Den Bossche: "Toen Merckx weg was op de Tourmalet wachtte ik op de achtervolgende groep. We zagen op het bordje die ze ons geregeld toonden dat Merckx alsmaar meer voorsprong nam. De achtervolgers waren volledig machteloos. Ik werd derde in die rit. Ik had de tweede plaats verkocht aan Michele Dancelli voor 30 tuben voor eigen gebruik. We kregen van de ploeg alleen bandjes voor de wedstrijden die we reden. Niet om te trainen of om kermiskoersen in België te rijden. Dus waren die tuben een goede investering!"
In die Tour '69 zijn ze ook bij Molteni onder de indruk van de klimcapaciteiten van Martin Van den Bossche. Ze doen de FAEMA-renner een bod dat hij maar moeilijk kan weigeren: "Ik ben in die Tour aangesproken door Molteni-sprinter Marino Basso. Hij deed dat in opdracht van zijn sportbestuurder Giorgio Albani. Het bod kwam er nog voor de fameuze Pyreneeënrit naar Mourenx-Ville Nouvelle. Molteni was een rijke ploeg en ze boden me een fortuin. Mijn maandloon zou vier keer hoger liggen en voor van alles en nog wat beloofden ze bijkomende premies. Toen ik Merckx zei dat ik elders meer kon krijgen, vroeg hij me korzelig welke resultaten ik dan wel al had behaald, alsof je nog uitslagen kunt maken als je zo in dienst rijd. Tijdens die Tour heb ik het contract ondertekend. Toch had ik de twee exemplaren van het contract mee naar huis genomen. Ik zei aan Molteni-sportbestuurder Albani dat ik ze nog eerst eens wou bekijken. Ik kon dus nog altijd terug als FAEMA meer zou bieden. Na de Tour kwam heel de FAEMA-ploeg bijeen om de contracten voor '70 te ondertekenen. Ik ging als laatste binnen in het zaaltje waar Merckx, Van Buggenhout en Driessens zaten. Ze vroegen me: "Wil je tekenen?" Ik antwoordde met de vraag: "Wat geven jullie mij extra?" Ze zeiden niets. Ik ben toen rechtgestaan en buiten gegaan. Kort daarop heb ik het ondertekende Molteni-contract bezorgd aan mijn nieuwe sportdirecteur Albani."
Het vertrek van Van den Bossche slaat toch wat wonden bij zijn voormalige kopman. In het Het Nieuwsblad zegt Merckx over die transfer: "Ik was op Martin een beetje kwaad omdat hij me met zijn transferverzuchtingen kwam lastigvallen in volle Ronde van Frankrijk toen ik me helemaal op de wedstrijd wilde concentreren. Ik was zenuwachtig en nog altijd niet zeker van mezelf. Ik had het vertrouwen van heel de ploeg nodig om te slagen en zo ineens kwam iemand me zegen dat hij weg wilde gaan. Dat kwam hard aan." Niet dat Van den Bossche en Merckx elkaar haten. Begin '70 zegt Van den Bossche dat Merckx zeker "geen onmens" is: "Ik verliet Merckx niet graag en daarom vind ik het bijzonder jammer dat Eddy bij de patron geen enkele inspanning heeft gedaan om me in de ploeg te houden. Met een klein beetje goede wil was ik nog ploegmaat."
1970 is een absoluut topjaar voor Martin Van den Bossche. Hij is derde in de Ronde van Italië en vierde in de Ronde van Frankrijk. Na Merckx is hij dat jaar de tweede beste ronderenner van de wereld. Bij Molteni is hij ook nog duivel doet al. Als helper bezorgt hij ploegmaats Marino Basso en Michele Dancelli een pak overwinningen. In ruil strooit Molteni met premies en bezorgt Van den Bossche zelfs een sportwagen: "Ik was de "libero" van de ploeg. Ik kon voor mezelf rijden, maar ik kon ook mijn kopmannen Basso en Dancelli helpen. Ik trok sprints aan voor Basso. Hij won zo 2 ritten in de Giro en 3 ritten in de Tour. Aan Basso had je niet veel werk. Eens je hem gelanceerd had, trok hij zijn plan. Ook Dancelli won 3 Giro-ritten, meestal met mijn hulp. Dancelli won in '70 ook meteen Milaan-San Remo. Hij reed sterk maar hij kreeg ook hulp van de motards van de Italiaanse politie. Ook durfde geen enkele Italiaanse ploeg achter hem aan gaan, want het was van Loretto Petrucci in '53 geleden dat nog een Italiaan Milaan-San-Remo gewonnen had. Merckx stond alleen. Ik heb afgestopt. Bij al die overwinningen kregen we volop premies. Ambrogio Molteni schreef maar "chèquen" uit. Na Milaan San Remo was het al meteen "patat boenk".Molteni-sportbestuurder Albani is in '70 in de wolken over zijn aanwinst: "Je landgenoot is in een team onmisbaar. Als mens houdt hij van de leute, als renner kan hij een spurt leiden, het tempo op een col aangeven en desnoods zelf zijn kans gaan."
Als ronderenner mag Van den Bossche in '70 volop zijn kans gaan: "Ik was toen derde in de Ronde van Italië op bijna vijf minuten van Merckx. Ik won ook het bergklassement. Ik heb wel geen enkele ritoverwinning behaald, maar ik was wel 11 keer in de eerste 10. Ik zat boordevol reserves. Ik was gevallen in Milaan-San-Remo en had een beentje in mijn linkerhand gebroken. Ik was blijven trainen, maar ik had maar één grote koers meer gereden, de Ronde van Romandië. Merckx keek soms wel eens boos naar mij. Ik luisterde niet. Ik profiteerde volop van het feit dat ik hem zo goed kende. Ik zag 's morgens aan zijn gedrag of hij goed zou zijn. Was hij voor de start vriendelijk dan wist ik dat hij slecht zou rijden. Ik demarreerde volop of hielp Basso of Dancelli aan overwinningen. Dat vond hij niet zo leuk, want hij wou zelf veel winnen. Hij keek dan wat boos maar verder zei hij er niets over. In de krant stond soms dat ik gezegd had dat ik Merckx op een col zou lossen. Eigenlijk had ik dat niet zelf gezegd. De journalisten zegden me dat soort dingen voor en legden me die woorden in de mond."
Van den Bossche heeft nu wel zijn linke oud-sportbestuurder Driessens tegen. In de bergrit naar Brentonico strandt Van den Bossche op 12 seconden van Merckx.: "Als Lomme niet achter Merckx gaat rijden dan zit er zeker meer in voor mij. Hij heeft de weg onzichtbaar gemaakt door het stof dat zijn wagen op de grintweg de hoogte injoeg. Anders kwam ik tijdens de afdaling van de berg Polsa bij Merckx. Daar ben ik zeker van."
In de Tour '70 herhaalt Van den Bossche zijn topprestatie die hij in de Giro leverde. In de Ronde is hij vierde op bijna 19 minuten van Eddy Merckx. In de spraakmakende rit op de Mont Ventoux eindigt hij tweede na zijn oud-kopman: "De Tour begon nochtans slecht voor mij. Ik was op mijn linkerkant gevallen in het Belgisch kampioenschap in Yvoir. Mijn heup en schouders waren zwaar gekneusd. In de bergritten was ik al beter en ik was telkens mee met de eersten. De dagen voor de rit naar de Ventoux zaten we telkens in een slecht hotel en ik was opnieuw gevallen. De beklimming begon slecht. Merckx sprong weg, daarna Van Impe en later nog Agostinho. Op 5-6 kilometer van het einde demarreer ik uit het achtervolgende groepje en raap Van Impe en Agostinho op. Ik reed erg groot en wou niet stilvallen. Ik gaf alles want ik wou graag tweede worden na Merckx. Dat lukte. Ik eindigde op 1'11'' van Merckx. Ik was uitgeput. Aan de aankomst zie ik de commercieel directeur van Molteni staan en rij naar hem toe. Ik hang over mijn fiets te hijgen en te blazen. Die directeur pakt me vast. Ik doe alsof ik in coma val en hij draagt me naar de ambulance. Hij dacht wellicht aan een nieuw geval Tom Simpson die in '67 gestorven is op de Ventoux. Ze leggen me in de hoek van de ambulance. Ik hoor Tourdokter Dumas zeggen: "Zijn hartslag en bloeddruk zijn normaal. Als hij niet bij bewustzijn komt, dan geven we hem precies over anderhalve minuut een spuit." Ik hoorde ze aftellen. Ik was bang van die spuit en als ze bijna anderhalve minuut geteld hebben trek ik mijn ogen open. Ze geven me wat te drinken en leggen me wat hoger. Kort daarop brengen ze ook Merckx in de ambulance. Hij had het ook moeilijk gekregen na de aankomst. Mijn sportbestuurder Albani kwam binnen en ik kneep hem fors in de hand. Zo kon hij fietsenconstructuur Ernesto Colnago geruststellen die ook aan de aankomst stond. Ook hij dacht aan een tweede Simpson. Met een andere ambulance brachten ze me tegen meer dan 100 kilometer per uur naar het hotel in Carpentras. Ik vreesde dat ze toeschouwers omver zouden rijden. Ik heb me daarna wat gewassen, heb gegeten en ging rustig in de schaduw zitten. Pas een uur of twee later kwamen mijn ploegmaats in het hotel aan. Waarom ik heel die comedie heb opgezet? Ten eerste, ik was uitgeput en ben er dus ingerold. Maar ik hoopte ook vlug beneden te zijn met een ambulance zodat ik vlug kon uitrusten. Volgens mij deed Merckx het ook grotendeels voor de show. Bij mij in de ambulance zag hij er goed uit. Bij de start de volgende dag zei een journalist mij: "Hopelijk gaat het jou vandaag beter dan gisteren." Ik antwoordde meteen: "Was het gisteren niet goed misschien? Ik was tweede op de Ventoux!"
In de koninginnerit over de Mente, de Peyresourde, de Aspin en de Tourmalet eindigt Van den Bossche zelfs voor zijn voormalige kopman Merckx. Al heeft die tijdens de rit wel last van een maagongesteldheid. Martin Van den Bossche: "Thévenet wint die rit op de Tourmalet. Die dag hebben we de grote Thévenet gezien die later de Tour zou winnen. Ik was tweede op 49 seconden. Merckx vierde op 1 minuut en 6 seconden: "Ik was net voor de Tourmalet lek gereden. Ik had zo een tweetal minuten achterstond. De rit stond op mijn schemaatje aangestipt om mijn klassement te verbeteren, want ik was toen maar achtste of negende. Op een bepaald moment zie ik het groepje dat Thévenet achtervolgt. Ze rijden rechts van de weg. Ik rij links van de weg en rij ze allemaal los."
Hoe zijn de verhoudingen in die Tour tussen Merckx en zijn voormalige meesterhelper?. Martin Van den Bossche toen: "Buiten de koers zijn ze zeer gemoedelijk. In de koers iets minder. Hij durft eens blaffen. Ik ook!" Nu zegt Van den Bossche dat de verhoudingen tussen hem en Merckx over het algemeen erg correct waren.
Van den Bossche mag wel niet mee naar het wereldkampioenschap in Leicester. Een derde plaats in de Giro en een vierde in de Tour zijn blijkbaar van geen tel: "Het was niet normaal dat ik niet geselecteerd was. Ik was ontgoocheld. Er werd gezegd dat ik voor mijn ploegmaat Basso zou rijden. Basso was de spreekwoordelijke stok om de hond te slaan."
Via Marino Basso leert Martin Van den Bossche zijn Italiaanse vrouw Antonietta Toniolo kennen. Mevrouw Van den Bossche: "Ik ben van hetzelfde dorpje als Marino Basso. Caldogno bij Vicenza. Een goede vriendin van mij was de vriendin van Basso. Zo leerde ik Martin kennen. We zijn getrouwd op 12 november '70. We hebben tot eind '75 in Caldogno gewoond. Daarna zijn we in België komen wonen."
Bij Molteni is intussen veel veranderd. FAEMA stopt met wielersponsoring en Merckx stapt met heel zijn ploeg over naar Molteni. Zo zijn Van den Bossche en Merckx weer herenigd.: "Ik had het al maanden zien aankomen. FAEMA-baas Valente vond dat hij na twee jaar sponsoring genoeg naambekendheid had dank zij Merckx. Ik zag ook dat Molteni een fusie wou met een andere ploeg. De ploeg liet renners gaan zonder werk te maken van versterking. Ik dacht eerst dat het een fusie met Flandria zou worden. Na het criterium in Rijmenam heeft Albani urenlang met Jean-Pierre Monseré gepraat. Dat was nog voor het WK in Leicester. Het sprong uiteindelijk af op wat geld. Daarna zijn er contacten geweest met Merckx en omdat FAEMA stopte was zijn overstap een logische keuze. Half augustus wisten we het al, maar pas in september kwam het in de pers. Het was gedaan met geld smijten via premies. Maar mijn maandloon bleef wel even goed. Ze hebben er ook niets over gezegd of ik nu "libero" af was. Maar ik wist wel dat ik weer helper was van Merckx."
In het oefenkamp begin '71 klaagt sportbestuurder Driessens over de gebrekkige conditie van Van den Bossche. De pas getrouwe Martin zou meer naar zijn vrouw dan naar zijn fiets gekeken hebben: "De conditie van Van den Bossche schenkt geen bevrediging. Dat is niet te verwonderen. Martin heeft deze winter naar geen fiets omgekeken." Nu zegt Van Den Bossche dat Driessens dit soort verklaringen aflegde om zich interessant te maken. Ook zit Van den Bossche 10 kg boven zijn ideaal gewicht: "In de rondes woog ik 69 kg. Op het einde van de winter 77 kg. Die kritiek was zever. Ik had niet meer of minder getraind. Mijn hoofddoelen waren de rondes."
Begin '71 blijft Van den Bossche in het nieuws. Hij zou kunnen overstappen naar een nieuwe ploeg. De voormalige sportbestuurder van Germanvox Italo Mazzacurati zou een geldschieter gevonden hebben. Martin Van den Bossche: "Er was inderdaad sprake van een nieuwe ploeg. Het was een idee van mijn oud-ploegmaat Dancelli. De firma was Zanucci. Ik ben eigenlijk nooit echt aangesproken geweest. Het waren maar ideeën." Merckx reageert wat zuur op de verhalen en zegt dat Van den Bossche gerust mag gaan: "Voor mij hoeft hij niet tegen zijn goesting te blijven. Ik hoor nu dat hij enkel wat persoonlijke publiciteit heeft willen maken. Voor mijn part mag Martin de journalisten vertellen wat hij wil, maar de dag dat de goede geest in de ploeg eronder zou lijden, zal ik maatregelen nemen." In de pers duikt ook het bericht op dat Van den Bossche autocoureur ging worden. Merckx: "Ik heb me een bult gelachen." Van den Bossche zegt dat het een kwakkel was: "Ik had wat gezeverd met journalisten. Zo is dat verhaal ontstaan. Je moet de journalisten toch iets vertellen."
Toch voelt Van den Bossche zich tijdens het voorjaar '71 niet echt aanvaard in de vernieuwde Molteni-ploeg: "Ik voelde me geboycot. Ik werd nooit opgeroepen om hier of daar te gaan rijden. Ik kreeg geen kansen. Al in het oefenkamp voelde ik dat ze me links lieten liggen. Volgens mij zat sportbestuurder Albani daar achter. Met Merckx had hij zijn hoofdvogel binnen en hij liet me vallen als een baksteen. Het jaar voordien had ik zijn ploegje nochtans gered."
Van den Bossche mag wel naar de Ronde van Italië, maar hij moet op de valreep forfait geven. Hij heeft last van een gezwel op het zitvlak. In een ziekenhuis in Vicenza ondergaat hij daarvoor een heelkundige ingreep. Daardoor mag hij een paar weken niet fietsen: "Begin juni begon ik weer te trainen. Ik kon in drie weken klaar zijn voor de Tour want ik wou die graag meerijden. Ik was altijd rap in conditie. Na een week Tour zou ik er wel staan. Dan bleven er nog twee weken over en het is in het hooggebergte dat de beslissing valt. Half juni werd ik al negende in een koers in Zele, maar kort daarop kreeg ik het bericht dat ik niet mee mocht naar de Tour. Ik vond dat zo onrechtvaardig. Als ik er 's nachts aan denk, dan slaap ik er nog altijd niet van!.Ik neem het vooral sportbestuurder Albani kwalijk. Ik wil hem nooit meer een hand geven!"
In het weekblad Humo van 1 juli '71 spuwt Van den Bossche zijn gal uit. Hij doet dat bij radiojournalist en dorpsgenoot Jan Wauters: "Bij de start van de koers in Evergem vroeg Merckx mij "Kan ik op jou vertrouwen?" Dat vertrouwen moet niet erg groot geweest zijn. Ze dachten dat ik voor mezelf zou rijden. Toen ik hoorde dat ik niet meemocht heb ik Albani gebeld, en ik stond puur te huilen. "Scheur mijn contract maar kapot", zei ik, "dan kan ik nog met een andere firma optrekken. Ik heb keus genoeg." Maar nee, mij laten gaan doen ze ook niet". Ook doet Van den Bossche bitter over de Tourmaletbeklimming in '69 die voor Merckx de aanzet was voor de historische etappe naar Mourenx-Ville Nouvelle en die hem 8 minuten voorsprong opleverde: "In de fameuze rit over de Tourmalet heb ik de hele beklimming op de kop gereden, en hij maar sakkeren en roepen, "naar links", "rapper", "niet zo hard", "water", maar ook "paljas" en andere ongepaste uitlatingen. En dat ik graag eens als eerste was boven gekomen begreep hij ook niet. Met zo'n slavenmentaliteit wilde ik niet verder doen. De tijd van de slaven is voorbij." Nu klinkt Van den Bossche veel milder over zijn voormalige kopman Merckx. "Ik was toen erg verbitterd omdat ik niet mee mocht naar de Tour.", zegt hij nu.
Merckx zelf zegt net voor de Tour '71 dat hij het jammer vindt dat Van den Bossche er niet bij is. Maar hij vindt ook dat hij het zich niet kan veroorloven een risico te nemen: "De ronde is geen wedstrijd om je in te rijden. Ik heb er spijt van, want een klimmers als Martin had ik in het hooggebergte best kunnen gebruiken." Uitgerekend in die Tour '71 krijgt Merckx zware klappen van Luis Ocana. In de rit naar Orcières Merlette loopt hij zelfs een achterstand op van welgeteld acht minuten en tweeënveertig seconden op. Er gaan meteen stemmen op dat het met Van den Bossche erbij niet zou gebeurd zijn. Lucien Van Impe toen: "De afwezigheid van Martin Van den Bossche is de oorzaak van de nederlaag van Merckx. Vroeger hadden de klimmers schrik dat Van den Bossche hen kwam terughalen. Na 5 of 6 pogingen gaf ik het dan op. Martin kwam iedere keer mee. Gevolg? Iedereen bleef netjes in het zog van Eddy rijden." Ook Merckx' mecanicien en oud-renner Marcel Rijckaert denkt er zo over: "Hoewel Eddy het niet openlijk toegeeft is het hem aan te zien dat hij Martin meer dan iemand anders heeft gemist. Martin is bekwaam het tempo op een col aan te geven en aanvallers van het genre Van Impe te kortwieken en zijn kopman in het wiel mee te nemen naar de top. Voor een renner als Merckx die het bij het klimmen vooral van de macht moet hebben is dat oneindig veel waard." Zelfs Merckx geeft toe dat hij Van den Bossche mist: "Zijn afwezigheid heb ik fel gevoeld. Net als die van Jos De Schoenmaecker die van hetzelfde type is als Martin."
In '72 is het weer helemaal koek en ei tussen Merckx en Van den Bossche. Hij is weer de modelploegmaat. Al in Parijs-Nice haalt hij op de Col de la République Luis Ocana terug, de concurrent op wie Merckx revanche wil nemen in de Tour. De kranten schrijven dat Van den Bossche opnieuw de meesterknecht is van een paar jaar voordien. Vooral in de Tour is hij opnieuw op zijn best. Van den Bossche: "Ik werd zelfs uitgeroepen tot "le meilleur équipier" (de beste ploegmaat). Ik heb ook goed kunnen samenwerken met Jos De Schoenmaecker in de bergen. Een toffe jongen. Jammer toch dat hij geen poot bergaf kon." In die Tour '72 eindigt Van den Bossche vijftiende. Toch laat hij zich in de bergritten dikwijls opmerken als de helper die het langst bij zijn kopman blijft. Hij leidt opnieuw de beklimmingen op legendarische cols zoals de Ventoux, de Galibier, de Télégraphe, de Cucheron of de Galibier. Trots zegt hij: "Je ziet het. Ik ben nog niet versleten. Het eigen resultaat telt niet. Wij doen het uitsluitend voor Merckx." Van den Bossche helpt ook mee de genadesteek geven aan Merckx' concurrent Ocana: "Ik ben lang bij Ocana gebleven om te vermijden dat hij naar boven geduwd zou worden. Het is hard, ik weet het, maar het is nu eenmaal de taak van een knecht." Na de Tour is Van den Bossche vierde in de Scheldeprijs die Merckx wint. In september is Van den Bossche ook eerste in de Ronde van Lazio.
Met die staat van dienst krijgt Van den Bossche bij Molteni moeiteloos een goed betaalde contractverlenging voor '73. Maar opnieuw slaat het noodlot toe: "In het voorjaar sukkelde ik met koorts en moest ik daarom mijn amandelen laten trekken. Merckx reed dat jaar alleen de Ronde van Spanje en de Ronde van Italië. Ik raakte niet tijdig klaar en mijn seizoen was mislukt."

In '74 denkt Van den Bossche al aan zijn carrière na de wielrennerij: "Ik dacht al aan stoppen. Ik had veel collega's in een zwart gat zien vallen. Ik zag wel wat in een tegelbedrijf. Ik reed daarom in '74 bij Jolly Ceramica een wereldfirma van vloeren.Dat was echt het chiqueste van het chiqueste. De sportbestuurder Marino Fontana woonde op een kilometer van ons huis in Caldogno bij Vicenza en ik had met hem een contract geregeld. Tijdens de tijdrit in de Ronde van Romandië breekt mijn "pion" (kettingwiel) en ik stoot met mijn zitvlak ongelukkig op de scherpe punt van mijn zadel. Ik krijg opnieuw een gezwel en laat me opereren in het Academisch Ziekenhuis in Gent.Ik lig er vier weken en hoor dat ik voor 6 maanden niet meer op de fiets mag. Ik besef dat het afgelopen is."
Van den Bossche start daarna een tegelbedrijf op in Bornem: "Ik ben heel erg voorzichtig te werk gegaan want ik wou het geld niet kwijtspelen dat ik met wielrennen verdiend had. In '76 zijn we opnieuw in België komen wonen. In het begin heb ik weken van 100 uur gedraaid om de zaak opgestart te krijgen. Eind oktober '77 ging mijn tegelbedrijf open. Net die week ging Jolly Ceramica failliet. Ik heb dan naar andere leveranciers moeten uitkijken. Ik ben nu agent van tegelfabrikant Panaria die ook een profploeg sponsort. Mijn enige zoon Niki is mee in de zaak gestapt. We baten ze nu samen uit."
Fietsen doet Van den Bossche nog nauwelijks.: "Ik heb geen tijd om met de Merckx-vrienden te gaan fietsen. Van '75 tot nu heb ik geen 100 kilometer meer gereden. Ik zou niet meer mee kunnen."
Met zijn voormalige kopman heeft hij nog altijd contact: "Ik heb 2 fietsen gekocht bij Merckx. Ik zie hem twee tot drie keer per jaar op allerlei samenkomsten, jubileums of tijdens een criterium zoals in Herentals. Hij heeft me ook uitgenodigd op het feest voor zijn zestigste verjaardag. Ik was er samen met zijn ploegmaats. Ik vond dat wel een teken van waardering. Ik ben er uiteindelijk goed van geworden dat ik bij Merckx heb gereden. Ik ben blij dat ik het allemaal heb meegemaakt." In de toonzaal van Van den Bossches tegelbedrijf hangen verschillende foto's van hem samen met geletruidrager Merckx. Het zijn foto's uit die legendarische Tour '69!
Johny Vansevenant